Slecht weer op de Grote Oceaan
Grote blauwe golven met koppen schuim erop sloegen tegen het schip: Het schip slingerde van links naar rechts. Dan weer over een golf en dan er weer dwars door.
's-Middags was het al begonnen. Als je op een afstand door de patrijspoort keek, leek het net of het schip stil stond en de horizon telkens veranderde. Een paar werden er zeeziek, ze hadden een hele tijd in kalm water gevaren en nu werd het weer onstuimiger. In de keuken moest alles vastgemaakt worden; de keuken was spiegelglad van het vet, dat uit de pan liep, als het schip scheef ging. Op het vet werd zout gegooid, anders gleed je van de ene kant naar de andere of tegen een gloeiende oven. Het was nu moeilijk en zwaar werk in de keuken met zulk weer en als je er te lang bleef, werd je bijna ziek van de etenslucht en slingeren.
In de machinekamer viel het ook niet mee. Daar heerste ook een benauwde en bedrukte atmosfeer. Iedereen moest zich goed vasthouden, want een val in de machinekamer betekent, dat je ergens tussen de werkende machine delen terecht komt.
’s-Avonds, toen ik klaar was, ben ik naar de bak gegaan, dit is het voorste gedeelte van het schip.
Daar kon ik alles prachtig zien. Je zag het grote schip wegzinken en scheef gaan hangen en een poosje later op zijn zij zien blijven liggen. Dan kwam hij weer met een schok naar boven.
Oefenen om op mijn benen te blijven staan deed ik vaak, maar telkens tuimelde ik onderste boven.
Je had net een gevoel of je in een lift zat, die op en neer ging.
Je voelde je ineens in de diepte wegzakken, daarna weer met een ruk omhoog. Het schip lag gelukkig diep geladen, zodat de schroef niet telkens boven! water uitkwam.
De matrozen moesten aan dek treden om werk te verrichten. In bed is het slingeren een heerlijk gevoel. Het is net of een paar man je bed oppakken, dit scheef houden en dan weer neer laten ploffen. Het matras bestaat uit spiraalveren, zodat alles meeveert.
De volgende morgen, toen ik wakker werd, was het slingeren nog erger geworden. Door de patrijspoort kon je nu grote zeeën voorbij zien schieten. Er was veel water in de gangen gekomen en dit moest ik opruimen. Telkens hoorde je een geweldige klap tegen het dekhuis en kwam er weer water naar binnen.
's-Morgens bij het ontbijt stonden alle borden klaar, met worst en kaas enz erop. Eén grote zwaai van het schip en alle 50 borden lagen stuk op de grond. De grond lag bezaaid met plakjes worst en kaas.
Iedereen kwam kijken wat er gebeurd was, de koks uit de keuken ook. De jongen, die verantwoordelijk was, voor dit werk, was zwaar zeeziek en werd nog erger ziek, toen hij de ravage zag. Hij wist niet waar hij beginnen moest. De matrozen, die geen meelijden hebben met zulk een geval, schreeuwden waar hun eten bleef. Met vereende krachten hebben wij de rommel opgeruimd. Ik kwam in de pantry, daar was ook al wat gesneuveld.
Een ketel met gloeiende, thee, gleed rakelings langs mij heen en sloeg met een geweldige klap tegen de muur, al het emaille was eraf en er zat een deuk in. Bij het heen en weer gaan van het schip rolden al de pannen van het ene eind naar het andere eind. Toen kwam er weer een aluminium bedienblad naar beneden zeilen. Heel wat kopjes waren gebroken.
Ik had altijd naar slingeren verlangd, maar nu had ik er meer dan genoeg van. In onze hut was ook een grote ravage, alle stoelen sneuvelden, ze waren nl. onderste boven gerold, en twee grote mooie sneeuwballen uit Genua waren gebroken. Ik had alles in mijn kast goed vastgemaakt, zodat alles heel bleef. Ik was doodmoe, je werd van het ene eind naar het andere eind van de hut geslingerd. Ik kon amper op m'n benen blijven staan. Wilde je iets pakken, aan greep je weer mis. Tegen twaalf begon het schip te trillen. Het leek net wel een aardbeving, wat daar gebeurde, maar het kan ook wel zijn, dat de schroef doordraaide. Nog steeds bleef het weer aanhouden.
Van eten kwam niets, daar had ik het te druk voor. Tegen de namiddag werd het beter, als je over de reling stond, te kijken kon je de bewegingen van het schip prachtig zien. Ook op het dek lopen was interessant, het leek net of je in de duinen liep tegen een helling.
Al is het schip nog, zo groot, toch kunnen de golven het in beweging brengen. In het gebied, waar we nu voeren kunnen cycloons heersen. Een schip, die zo'n cycloon inraakt, draait in de rondte als een tol en loopt kans te vergaan. Wij hebben gelukkig zo'n cycloon niet meegemaakt. De Chinezen in hun kleine houten scheepjes dobberen heel rustig over de hoge golven. Volgens mij moesten er heel wat van deze scheepjes vergaan en heel wat Chinezen omkomen. Zij hebben geen radio aan boord, zij kunnen dus nooit weten, wanneer er storm komt.
Breekt zo'n orkaan los, dan is de zee een kokende massa. Je kan niets meer zien. Je ziet geen golven en geen: brekers. Alleen zie je het opstuivende schuim voorbij vliegen. Negen van de tien scheepjes komen bij zo'n storm om, denk ik. Herhaaldelijk lees je in de courant: "De Philippijnen door een wervelwind geteisterd, honderden doden".
Deze streek is berucht door zijn orkanen. Zoiets komt bij ons niet voor. Een heel enkele keer zoals Borculo, maar dáár is zoiets heel gewoons, Het is voor een ogenblik een prachtig gezicht zo'n woedende zee te zien en erop te varen, maar je wordt er doodmoe van en je verlangt weer naar kalm water of naar een haven.
Menigkeer sta ik naar de stormachtige Noordzee te kijken aan het havenhoofd. Het is een prachtig gezicht om het water over de pieren zien slaan of een reddingsboot dwars door de golven te zien varen om assistentie te verlenen aan een logger, die wil binnen komen en als ik dan zo sta te kijken denk ik aan ons schip, die ook zo door de golven ging. De golven van de Noordzee zijn korter, als die van de Oceaan,
De golven van de Oceaan kunnen wel 400 meter lang zijn en 15 meter hoog. Zelfs op de kleinste golven gaat het schip heen en weer, men noemt dat Oceaan deining.
Soms staat er helemaal geen wind en toch staan er grote golven, dit is een teken, dat er een storm geweest is, of er één in de buurt is. De toppen van de golven zijn dan rond en niet scherp en bedekt met schuim. Maar toch is zo'n deining gevaarlijk voor een schip. Vele schepen zijn door hoge golven in tweeën gebroken. Bij kleine schepen komt zoiets nooit voor. Deze slaan meestal lek en zinken.
De volgende morgen, toen ik wakker werd, voeren wij in bladstil weer, er was geen rimpeltje op het water te zien. In de verte lag Manilla.
De ene dag vaar je in hoge zeeën en de andere dag is het bladstil water. Dat is het vreemde, als je op een snelle boot vaart, die overal doorheen gaat.
———-0000000————
De Philippijnen.
De vorige avond voeren wij nog in een hoge zee en nu toen ik wakker werd, kan ik mijn ogen haast niet geloven. Ik zag dat de zee nu als een spiegel was. Tegen de horizon zag ik de bergen, het was een prachtig gezicht om deze bergen in de nevel te zien liggen.
Steeds verder voeren wij door de Philippijnen op weg naar Manilla. Na ong. drie uur hadden wij ons doel bereikt.
Wij voeren langzaam de haven binnen, de haven lag bezaaid met wrakken van schepen. Of ze getorpedeerd zijn of met opzet tot zinken zijn gebracht weet ik niet, maar het bood wel een triest beeld om zoveel schepen gezonken te zien liggen.
Zonder sleepboothulp kwamen wij langs de kade.
De valreep werd buitenboord gehesen en onmiddellijk kwamen de bootwerkers aan boord om met het werk te beginnen.
Toen ik een poosje langs het dek gekuierd had, kwam een Filippijn op mij af en maakte een praatje met mij. Hij vertelde, dat hij in Japan was geweest en zong een Japans liedje voor mij.
Op zijn arm had hij een graf getatoueerd met een kruis erop. Toen ik hem vroeg wat dat betekende, zei hij “dat is het graf van mijn moeder die pas overleden is”.
Ik maakte mijn rondje langs het dek verder. Ik keek over de reling en zag een paar vrouwen en mannen vissen. Ze haalden heel wat vis naar boven; de vis werd in stukken gesneden en gebakken. Prachtige passagiersvliegtuigen vlogen telkens over en er moest dus hier in de buurt een groot vliegveld wezen. Manilla ligt mooi naar binnen in de Manilla-baai.
Toen ik hoog op de bak zat, kon ik over alle pakhuizen heen de stad zien liggen. Prachtige Amerikaanse sleeën reden er rond. Het was zondag en je kon nu alle dames met hun kinderwagens in het park zien rijden.
Het was net zo'n drukte als bij ons op de boulevard des zomers. De witte huizen blonken als zilver in de hete tropen zon. De Philippijnen zijn een prachtige eilandengroep.
Het wordt vaak geteisterd door aardbevingen en orkanen en dan kan men in de krant lezen, dat er honderden doden zijn te betreuren.
Vooral Manilla heeft van deze cycloons en tyfoons zwaar te lijden. Het land is erg vulkanisch. ‘s-Avonds kan je er heerlijk langs de haven lopen en fijn op een meerpaal aan de kade zitten. Dan kan je pal in zee kijken.
Je ziet in de verte een paar prauwtjes langzaam door een avondwind je worden voortbewogen. In de verte steken de berggroepen zwart tegen de avond hemel af. Een vogel zweeft hoog aan de lucht, in de verte hoor je het geruis van een schroef van een schip, dat de haven binnenstoomt. De hemel wordt steeds donkerder, de bergen beginnen nu wat wazig te worden en het water wordt steeds dieper blauw. De ster Sirus verschijnt al aan de hemel met Orion. Het wordt weer een prachtige tropische sterrenhemel.
Alles is weer dood stil.
Het is romantisch hier.
Ik heb veel van de Philippijnen gezien. Toen ik naar Japan ging kon ik het hele eiland Loezon [Luzon] zien en toen ik naar Cebu ging kon ik alle zuidelijke eilanden goed waarnemen. Ik weet nog goed, dat we op een avond pal op een eiland voeren. We kwamen er steeds dichter bij en ik dacht als dat nog een poosje doorgaat gaan wij er dwars op. Maar vlak voor het eiland veranderde het schip zijn koers. Een van de mooiste eilanden is ook het eiland Cebu, waar ik op de te rugreis ben geweest.
Naar Japan.
Noordwaarts ging het, steeds verder. Met de dag begon de warmte af te nemen. De zee was diep blauw en zwermen vliegende vissen doken op. We voeren nu in de Grote Oceaan.
Op deze zee kreeg ik ruzie met een paar Rotterdammers en dat kostte mij een flinke messteek in mijn vingers. Ik moest dadelijk naar de verpleger om hem te laten verbinden. De verpleger zei, dat het een behoorlijke jaap was en vroeg wie het gedaan had, toen heb ik het hele relaas verteld. Hij zou onmiddellijk de zaak uitzoeken, maar daar ik geen getuigen had, kon ik niets beginnen, want ze zeiden heel rustig, dat ik mij zelf gesneden had.
Dicht bij Japan en Korea gekomen zijnde, dook er plotseling een vliegtuig op. Hij kwam met ontzettende vaart recht op ons schip af, het leek wel of de piloot krankzinnig was en zich te pletter wilde, vliegen. Iedereen, die op de bak stond, zocht dekking, zo snel als ze konden. Vlak bij de bak gekomen dook hij er onder door en scheerde over het water en verdween in de verte.
Het begon nu al behoorlijk koud te worden, het scheen wel te vriezen. We kwamen steeds dichter bij Korea. Ik kon nu wat van het oorlogsgeweld zien. Troepenschepen met tanks en kanonnen stoomden met volle vaart naar de grauwe kust van Korea. Kruisers, varend met kanonnen gericht op de kust, snellen naar het ongelukkige land. Vliegtuigen zoemden en ronkten hoog in de lucht. Je kon merken, dat het oorlog was. Het geluid van de vliegtuigen deed mij denken aan de oorlogsdagen van 1940-1945, toen ook zoveel vliegtuigen over kwamen om te bombarderen.
De volgende ochtend, toen ik wakker werd, zag ik de Japanse kust. 's-Middags om 12 uur konden wij er wezen. Het was behoorlijk koud, iedereen liep aan dek te springen van de kou. De lucht was helder blauw; om twaalf uur lagen wij aan de kade vast te Kobe. Op de kade zag ik de Japanse bootwerkers staan, dik gekleed waren ze. Schoenen droegen zij niet, maar zij droegen zoiets als een handschoen om hun voeten. Hun gezichten stonden strak; je voelde echt, dat je in Japan was. Het gezicht van een Japanner is uitermate gemeen. Dat blijkt wel uit de oorlogsjaren; ze worden niet voor niets het gele gespuis genoemd.
Ze hebben tijdens de oorlog vreselijk huis gehouden in Indonesië en ze hebben menig Hollands zeeman doodgeschoten op zee. Maar toch zijn ze hulpvaardig. Dat bleek wel toen ik een tafel moest opruimen, in een minimum van tijd was hij schoon en alles was keurig aangeveegd. Dat is een goede eigenschap van een Japanner, die ik nog nergens ter wereld heb gezien, tevens zijn zij erg beleefd.
Al spoedig kwamen er handelaren aan boord met thee serviezen. Ik heb er onmiddellijk één uitgezocht en gekocht. De spullen, die ze in Japan hebben zijn prachtig, je ziet daar te veel van het goede. Prachtige speeldozen en spaarpotten. Mooie schilderijen op zijde geschilderd en waaiers.
's-Avonds ben ik de wal op gegaan om Japan eens beter te bekijken. Ik bemerkte, dat het land veel te lijden heeft gehad van de oorlog. Alles was kapot, overal zag ik snoepkeetjes staan en overal zag ik lampions branden net of het feest was. Zo heb ik de hele avond in de kou gelopen. Toch was het er wel leuk, overal zag je lichtjes tot hoog in de bergen toe. De Japanners hebben mij met hun gluipachtige ogen eens aangekeken, maar ze deden mij gelukkig niets. Toen ik genoeg van het landschap en de stad gezien had, ging ik weer naar boord terug.
De volgende havenplaats, die wij aandeden was Jokohama. Daar hebben wij van top gevlagd, omdat Prinses Beatrix jarig was.. Je kon daar het sneeuw op de bergen zien liggen. Jokohama is de voorhaven van Tokio, de Japanse hoofdstad. Het land heeft veel te lijden van zeer zware aardbevingen, waarbij duizenden mensen het leven laten.
In Jokohama kregen wij een paar voorname mensen, passagiers, aan boord. Het waren een baron met zijn gezelschap. Verder kwam er nog een Korea-vrijwilliger aan boord, die naar China moest. De derde plaats, die wij aandeden, was Nagoya, veel van deze plaats kon ik niet zien, want het begon mistig te worden. Vanaf deze plaats begon de thuisreis.
Japan is een mooi land in de zomer, maar helaas het was winter en daarom heb ik daar weinig natuurschoon gezien. Japan is een sprookjesland, kijk maar op de theeserviezen, die uit Japan komen, ze houden allemaal iets romantisch in, en wijzen op de tijd, toen Japan machtig en groot was en er geen enkele blanke naar binnen kon dringen.