Het Oosterse leven.

Iedereen kan zich wel het leven van een Oosterling voorstellen. Op schilderijen, wandkleedjes en platen uit een kinderbijbel, staat het Oosterse leven prachtig uitgebeeld. Heel wat Nederlanders zouden best zo'n tafereel eens willen zien b.v. een kleurrijke Arabier op een kameel in de woestijn of eens lopen in een Arabisch steegje met een prachtige blauwe lucht boven zich. Toen ik in Hamburg was en nog naar het OOSTEN moest, zat ik er al vaak naar te verlangen om zoiets te zien.

Het was 's-morgens vroeg toen ik de kust van Egypte zag opdagen. Het was een woeste kust, vol met rotsblokken en zand. Er groeide niets anders dan een paar palmbomen. Op de kust stond een flinke wind, zodat het water over de pier sloeg. Wij gingen niet voor de wal, maar bleven op stoom liggen.

Kleine bootjes kwamen de lading halen en brachten het dan naar de wal. Er kwamen twee wachtsmannen aan boord, die er voor moesten zorgen, niets van boord zou worden gesmokkeld. Bij het eten zat ik juist aan hun tafel. Nou, behoorlijk eten konden ze, als het niet met hun vork ging, deden ze het met hun handen. Een van de kenmerken van een Arabier dat het eten lekker smaakt is, dat hij dan flink smikkelt en smakt en goed zijn tanden laat zien en een paar boeren laten kan er ook nog wel bij. De Arabieren, waarmee ik aan tafel zat, deden ook zoiets en als ik hun aankeek, zaten zij verlegen en vriendelijk te lachen.

Na het eten kwamen de bootwerkers aan boord, allemaal Arabieren. Wat wij voor poetslap gebruiken, dragen zij nog als kleding. Hun kleren zien er verschrikkelijk vuil uit, de ene dag werken zij in de olie en de andere dag in de kolen, maar gewassen worden de kleren nooit. Schoenen dragen ze niet. Hun blote voeten zijn met een laag modder bedekt. Velen hebben een ontsteking aan hun ogen.
Ze doen niets dan de hele dag spuwen en het ruim ligt bezaaid met speeksel. Als je zo'n troepje mensen bijeen ziet, denk je wat hebben de mensen het in Holland toch beter, al lopen ze de hele dag te klagen.

Het is hoognodig, dat ook in het Oosten het leven van de lagere bevolking verandert en beter wordt. Wat hebben deze mensen aan hun leven, als ze klaar zijn met werken gaan ze weer naar hun holen terug om 's-morgens vroeg weer te beginnen. Een van de dingen, die je daar ook opvalt, is het gesprek tussen twee Arabieren.
Een Arabier kan nooit iets normaal zeggen, maar moet daar flink bij schreeuwen en maakt heftige armbewegingen daarbij. Dit is nu eenmaal het Oosterse temperament. In Holland kan men ook wel eens zo'n gesprek tussen twee Arabieren op de radio horen voornamelijk met Alfred van Sprangs reis langs de Noord-Afrikaanse kust. Een Arabier houd graag van snel opschieten. Als hij een zak kolen op zijn rug heeft loopt hij niet op zijn dooie gemakje er mee weg, maar rent er mee weg, gooit hem snel leeg om weer een volgende zak te halen.

Ik heb vaak naar zo'n tafereeltje staan kijken. In de ruimen gaat het even rumoerig toe; het is daar een lawaai en geschreeuw, dat horen en zien vergaat.

➖➖➖➖00000000➖➖➖➖

Het Suezkanaal.

Na een korte tocht langs de kust van Egypte kwamen wij voor Port-Said. Dit is de ingang van het Suez-kanaal. Het is er anders altijd mooi weer, maar toen wij er waren stond er een behoorlijke branding op de kust. In de haven moesten wij wachten tot 12 uur 's-nachts om dan in convooi door het kanaal te gaan.
Wij lagen tegenover de vissershaven. In de haven lagen een paar boeien en daar maakten wij ons schip aan vast De vissersscheepjes daar zijn met felle kleuren beschilderd, zoals rood, groen en geel. De voorsteven is ook prachtig beschilderd.
Verderop meer naar zee staat het standbeeld van Ferdinand de Lesseps, de man, die het Suez-kanaal ontworpen heeft. Meer landwaarts staat de vuurtoren, die wit is geverfd. Verder zag je nog een paar palmbomen en rijksgebouwen.

Al gauw kwam er een koopman opdagen met een snelle motorboot. Hij droeg een rode fez met een kwast er aan. Op zijn Hollands zei hij ons goede dag en kwam bij ons aan boord. Hij stalde daar zijn waren uit, die behoorlijk duur waren. Het bleek een koopman te zijn, die op alle Hollandse schepen kwam en vloeiend Nederlands sprak, al was hij een ras echte Egyptenaar.
Het is merkwaardig, dat je op de terugweg meer moet betalen voor de waren die je koopt, dan op de heenreis. Een tocht door het Suez-kanaal is een tocht vol afwisseling. Je ziet telkens weer wat anders.

Een lange weg met palmbomen en een gouvernementsgebouw. Dan weer een kale woestijn. In de verte zie je dan weer een oase.

Ik voer juist door het Suez-kanaal toen er onlusten in dit gebied waren. Je zag vliegtuigen boven het Kanaal vliegen en telkens maakten straaljagers een duikvlucht boven de woestijn om oproerlingen op te zoeken. Zware pantserwagens reden over de weg. Lange militaire colonnes kon je langs de wegen zien vliegen. Overal stonden tenten opgeslagen, die de soldaten herbergden.

Toen ons schip voorbij kwam, begonnen de Arabieren hevig tegen ons te schreeuwen. Ons schip had zo'n grote zuigkracht, dat de Arabieren hun scheepjes goed moesten vasthouden, anders werden ze zo naar ons schip toegezogen. Het kanaal heeft geen sluizen, het is 168 km lang en 12 meter diep. De bodem breedte bedraagt 60 tot 100 meter en de spiegelbreedte 95 tot op enkele punten 160 meter. Wij varen er ongeveer 18 uren over.

Het kanaal gaat door twee meren nl. het Timsah meer en de Bittere meren. Op de terugweg hadden wij een paar bootjes met Arabieren aan boord, waarvoor die aan boord waren weet ik niet.
Het had een paar dagen geleden gestormd en er waren een paar schepen in het kanaal op de kant gelopen en misschien had de kapitein voor de veiligheid bootjes met Arabieren gehuurd voor in nood het schip te kunnen laten vast maken.

Aan boord speelden deze Arabieren, de baas! Ze waren erg brutaal en gingen nergens voor opzij. Mij wilden zij voortdurend grijpen en ik liep nergens veilig aan dek. Ik moest noodgedwongen in mijn hut blijven 's-avonds. Bij het van boordgaan in Port-Said werden zij door ons behoorlijk uitgelachen. En met rotte appels nàgegooid. Toen ik juist naar mijn hut wilde gaan overhandigde de chef-kok mij een brief uit Engeland….

➖➖➖➖00000000➖➖➖➖

DE RODE ZEE.

Het Suezkanaal lag alweer achter ons. In de nabijheid lagen een paar kruisers en schepen, die nog naar binnen moesten. Wij voeren nu in de Golf van Suez, aan de linkerkant lag de Sinai en aan de rechterkant lag Egypte. De Rode Zee lijkt op de landkaart erg smal, maar toch kun je als je in het midden vaart geen land zien. In het midden van de zee zie je af en toe een rotseiland, met een vuurtoren erop. Zo'n vuurtorenwachter heeft een eenzaam leven op zo'n kaal rotseiland.

De Rode Zee is niet zoals zijn naam zegt: rood, maar gewoon blauw zoals alle andere zeeën. Hoe komen ze dan aan die naam? Misschien dat het zand aan de oever een rode kleur heeft, of het water bij zonsondergang of opkomst een rode kleur heeft. De Rode zee is bekend door het verhaal uit de bijbel, waarbij de macht van Farao ten onderging. Al de twee keren, dat ik er door gevaren ben is het er niet warm geweest, je zou haast zeggen koud. De Rode Zee is berucht door zijn grote hitte, niemand kan het dan aan dek uithouden. En gaat hij toch aan dek, dan heeft hij kans dat hij verbrandt

Het einde van de Rode Zee is gescheiden van Arabië en Afrika door Straat Bab el Mandeb. Bab el Mandeb betekent Straat der Tranen, omdat daar zoveel schepen zijn vergaan. Je kan daar de kust van Azië en Afrika zien. Door straat Bab el Mandeb zijn wij zo langs de kust naar Aden gegaan. Aden is een stad waar niet veel aan is.

Het is er kaal en je ziet er niets dan zand. Palmbomen groeien er niet. Deze plaats doet dienst als bunkerhaven. Alle schepen nemen hier olie aan boord voor de verdere reis. Daartoe zijn er allemaal olieleidingen in de haven aangelegd. Als je in deze haven ligt, komen er onmiddellijk kleine bootjes langszij, waar je allerlei mooie spullen kan kopen. Prachtige wandkleedjes en overhemden enz. kan je daar kopen. Als er een matroos voorbij loopt en telkens naar de spullen kijkt schreeuwt hij “Jij kijken en niet kopen" met een typische Arabische klank.

De Arabieren, die hier wonen zijn heel anders als die in Egypte. Ze zijn hier veel donkerder van huidskleur. Hun kleren zien er veel beter uit, ook hier kan je het Oosterse leven goed opnemen. Je ziet hier de Mohammedanen met hun gezicht naar Mekka gericht bidden. Het is een aardig gezicht om zoiets te zien. Een Arabier met een grote tulband om, die telkens op zijn knieën valt en een woestijn, die door zon in goud wordt omgetoverd.