HAAS

View Original

In charter bij de VNS

Naar Rotterdam.

Een boot krijgen was voor mij geen gemakkelijk karweitje. Elke ochtend moest ik om 5 uur opstaan om naar Rotterdam te gaan om te horen of er een boot voor mij was. Tegen achten was ik in Rotterdam; ik ging toen een ritje langs de Maas maken of ergens anders naar toe. Om negen uur moest ik altijd aan het kantoor zijn, maar altijd tevergeefs. Steeds werd ik naar huis gestuurd met de mededeling, dat er nog geen boot was.

Zo gingen de zomermaanden voorbij. Ik heb Rotterdam goed leren kennen. in deze tijd. Ik wist precies alle havens en straten. Eens toen ik een plattegrond op de Zeevaartschool aan het maken was van de havens vroegen de jongens of ik een Rotterdammer was. Het dagelijks tochtje was wel gezellig. Het weer was mooi en er waren veel vakantiegangers langs de weg. Maar toen het tegen september liep begon het koud te worden, vooral 's-morgens vroeg en ik was blij toen ik eind september in dienst bij de Rotterdamsche Lloyd kon komen.

Ik moest eerst doorgelicht, ingeënt en goedgekeurd worden. Door de walbootsman werd ik naar de Albatros gestuurd, een opleidingsschip, bij de Matenesse-brug. Daar kreeg ik een opleiding voor matroos. Van alles moet ik daar doen, dek schrobben, touwen splitsen, knopen leggen, enz. Als je in de mast klom kon je Delft in de verte zien liggen. Ook kregen wij daar roeien. Wij konden zo snel roeien, dat we de jongens van een ander opleidingsschip wisten in te halen.

Elke morgen moest ik om half zes opstaan om met de trein naar Rotterdam te gaan. Eens ben ik daar in een verkeerde tram gestapt en kwam ik aan de andere kant van Rotterdam terecht. Ik moest lijn vier hebben maar ik was in lijn veertien gestapt, door mijn haast zag ik zo gauw die één niet. Na een maand kreeg ik bericht, dat ik moest monsteren op de "Overijsel". Ik was dolblij, nu zou ik spoedig Rotterdam verlaten om naar de heerlijke tropen te gaan.

De verbinding, die ik met mijn schip en Scheveningen had was lastig. Ik moest twee keer trammen en met een veerpont overvaren. De "Overijsel" lag in de Rijnhaven, dat was helemaal aan de andere kant van Rotterdam. Eindelijk kwam de grote dag voor mij aan. Het schip gaf drie stoten op de stoomfluit en verliet de haven. Alle plaatsen langs de Maas zag ik voorbij glijden, totdat wij in volle zee waren en Noord voeren.

Langs de Hollandse kust.

Langzaam zag ik de kust kleiner worden. De vuurtorenlichtjes schenen als kleine flikkerlichtjes. In de verte kan je nog de Maas ontdekken met een paar scheepjes erop. We voeren steeds dieper zee in, daarna draaiden wij noordwaarts om naar Hamburg te gaan. Ik stond alleen op het achterschip. Je zag een mooi breed spoor van het schroefwater tot aan de horizon. De maan scheen helder; de zee was als zilver.

In de verte zag ik de vuurtoren van Scheveningen doorkomen. Een kwartier daarna voeren wij pal voor de kust. Je kon alles duidelijk zien; je zag de boulevard helder verlicht en het groene en rode licht van de havenhoofden. Alles was ontzettend klein. Zo voeren wij maar door; je zag Katwijk liggen, de vuurtoren van Noordwijk en toen zagen wij meer drukte.

Wij voeren nu voor Ymuiden, veel schepen gingen naar binnen. Het was jammer, dat het donker was. Je kon nu niet veel zien, je zag alleen een donkere streep langs de horizon, dat waren de duinen. Af en toen zag je een lichtje op die donkere streep, maar dat was dan ook alles.

Voor het eerst van mijn leven zag ik op deze tocht een lichtschip, dit is een schip met een vuurtoren erop. Deze eerste reis op het schip was prachtig. Het was niet koud en gelukkig niet helemaal donker. Steeds zag je coasters voorbij varen, die hevig deinden op een betrekkelijk kalme zee.

Eens ben ik op een Zondag morgen langs Scheveningen geweest. Het was nog een beetje schemerig geweest. Je kon het kerktorentje in Scheveningen duidelijk zien. Het dorp lag in Zondagse rust. Het had pas gestormd en de zee was nog ruw. Een meeuw vloog eenzaam boven ons schip, net of hij een boodschap uit Scheveningen wilde brengen. Wij zijn toen doorgevaren naar Antwerpen.

Dat was weer een ander stukje van de Hollandse kust, wat ik te zien kreeg. Jammer, dat ik geen kaart bij mij had, want dan had ik alles duidelijk kunnen onderscheiden. Nu wist ik niet waar ik precies voer.

Om twaalf uur waren we in Vlissingen, het is een prachtig stadje. Je ziet nog de oude huisjes liggen, waar vroeger Michiel de Ruyter gespeeld had als kleine jongen. Op de boulevard kon je het standbeeld van hem zien. Er liepen heel wat wandelaars op de boulevard. Grote golven water liepen tegen de dijk aan en spoten er over. 's-Avonds kwamen wij in Antwerpen aan, na een mooie tocht langs de Westerschelde.

Een mooie tocht langs de kust, was deze toen ik van Hamburg naar Rotterdam ging, het was toen dag. Ik de verte zag ik het mooie eiland Texel liggen. Ter hoogte van dit eiland, maakten wij een koersverandering, dit kwam doordat wij steeds in de vaargeul moesten blijven. Aan het schroefwater kan ik precies zien hoe die vaargeul liep.

In de verte zag ik het Marsdiep liggen, daar moest Den Helder zijn met zijn grote oorlogshaven. Even daarna voeren wij langs de gevaarlijke Haaksgronden, waarvan je zo dikwijls in de courant kunt lezen, dat daar weer een schip is vastgelopen of vergaan. De duinen waren daar smal, even verderop maakte zij plaats voor een hoge dijk: De Hondsbosse zeewering. Tussen Petten en Ymuiden kwam ik twee Scheveningse loggers tegen: de SCH 21 en de SCH 120. Ze voeren met volle kracht naar de visgronden.

Nu zag ik Ymuiden liggen, zware rookwolken stegen op uit de hoogovens. Er kwam nu bekender kust voor mij. Daar wist ik precies waar ik was. Ik zag de toren van Zandvoort liggen en de radiopalen van Noordwijkerhout. Het was een klein stukje zo vanuit de verte gezien. Maar ik kon mij niet voorstellen, dat ik daar eens een hele middag over gefietst had.

Je zag de mooie witte villa's van Noordwijk liggen en het witte vuurtorentje. Bij Katwijk zag je de Oude Rijn in zee stromen, dat was een erg aardig gezicht. Tussen Wassenaar en Scheveningen kon ik alle bunkers herkennen, waar ik vroeger gespeeld had en waar ik vroeger bramen had geplukt. Je zag de watertoren liggen, het Kurhaus en Seinpost. Moeilijk waren de havenhoofden te onderscheiden.
Tussen deze twee hoofden moest mijn huis liggen, je zag het Verversingskanaal in zee uitmonden, het was een heel dun stroompje in de verte. Rechts daarvan kon ik de radiopalen onderscheiden.

Toen één van de matrozen mij naar Scheveningen zag kijken, zei hij: "Hier houdt het mensdom op en begint het rijk der beren". Iedereen moest lachen. Nog een half uurtje en wij lagen weer voor de Hoek, om op de loods boot te wachten, die ons naar Rotterdam zou brengen.

➖➖➖➖00000000➖➖➖➖

Averij te Bremen.

Drie grote kruisers kwamen aanstomen. Het waren Amerikanen op patrouille; wij bliezen op de stoomfluit om te groeten. Wij zagen nog een paar Duitse trawlers, die aan het vissen waren. 's-Middags waren we op de rivier de Wezer. Wij voeren nu dwars door Duitsland heen. Links en rechts zag je mooie heuvels met heide velden erop. Het was prachtig. Een paar Duitse kinderen langs de oever zwaaiden naar ons schip. Ze hadden fel rode jasjes aan en waren op zijn Duits gekleed.

's-Avonds kwamen wij te Bremen aan. Langzaam voer het schip de haven binnen, geholpen door twee sleepboten, maar wat iedereen niet merkte, was dat er een grote kraan aan de kade naar binnen was gedraaid. Met een geweldige klap sloeg het schip er tegenaan. De vonken vuur vlogen eraf.
Iedereen zocht dekking, want er kon een laadboom breken en als je die op je hoofd kreeg was je mors dood. Toen het gevaar geweken was kwam de bemanning te voorschijn. De kapitein kwam nerveus aan lopen. Het was de eerste haven, die hij binnen liep en nu al brokken. De schade viel nogal mee, maar toch was het geen goede beurt van de kapitein want het had voorkomen kunnen worden, maar ja niemand dacht eraan. Maar het is gelukkig het enige ongelukje, dat wij met onze boot hebben gehad.

➖➖➖➖00000000➖➖➖➖

Naar de Elbe tunnel.

Ik was helemaal niet van plan om nog weg te gaan. Maar ik kreeg plotseling een ingeving om naar de Elbe tunnel te gaan. Het was al laat in de avond en het zou een zware tocht worden. Ik probeerde eerst de rivier de Elbe op te zoeken, die kreeg ik spoedig in zicht. Op deze tocht heb ik veel van het verwoeste Hamburg gezien. Hier moet de oorlog flink hebben huisgehouden.
Grote gebouwen en fabriekscomplexen zijn met de grond gelijk gemaakt. Hier moeten de Geallieerden vliegtuigen hebben rondgegierd om dood en verderf te zaaien onder onschuldige burgers, die niets met een oorlog te maken hebben gehad. Het schone Hamburg is zeer getroffen door de oorlog.

Toen het schip in het dok lag kon ik over heel Hamburg heenkijken; het is een prachtige stad in een mooie omgeving. Langs de steile Elbe oever is een mooi strand en staan mooie villa's. Veel van deze villa's zijn vernield.

Steeds verder ging de tocht; ik kwam een paar bootwerkers tegen, je kan op hun gezichten lezen, dat de oorlog hun kapot heeft gemaakt. Iedere Duitser, die men ontmoet heeft het over de oorlog. Ik kwam een Duitse jongen tegen, die tegen mij zei, dat hij zijn vader en moeder had verloren bij een bomaanval.

Een Duitse douane-beambte vertelde, dat hij zijn beide zoons in de oorlog verloren had, gesneuveld op het slagveld.. Deze man was helemaal niet met haat vervuld tegen degenen, die zijn zoons hadden doodgeschoten, maar hij beschouwde oorlog als iets dwaas en hij kon niet begrijpen, dat de ene mens de andere kon doodschieten. En zo heb ik tal van Duitsers ontmoet.
Het zijn de leiders geweest, die het volk hebben opgehitst, maar niet het Duitse volk zelf. Het volk zelf wenst vrede en welvaart

Maar toch staat iedereen er van te kijken hoe Hamburg zich heeft hersteld. Grote scheepswerven zijn er weer, die de grootste schepen bouwen. Er zijn weer grote pakhuizen vol met goederen. Eindelijk kwam de Elbe tunnel in zicht. Ik werd eerst door de douane gefouilleerd. Ze vonden het vreemd, dat iemand zo laat op de avond nog naar de stad ging met zijn werkkleren aan.

Ik stapte in een lift, die vol met auto's zat. Iemand drukte op een knop en snel ging het naar beneden. Uit de lift gekomen zag ik de mooie tunnel. De wanden waren mooi versierd met ingelegde tegeltjes, die allerlei vissen en kreeften voorstelden. Zo ben ik de tunnel doorgewandeld en kwam ik in de stad terecht.

Daar hoorde men de dansmuziek en het gezaag van accordeons. Je zoudt haast niet zeggen, dat er oorlog was geweest. Maar deze cabarets en andere danstenten staan alleen maar open voor de buitenlandse gasten. Een doorsnee Duitser komt er niet. Je kan ze vergelijken bij het Kurhaus en Cassino op Scheveningen, daar komt ook de doorsnee Hollander niet om naar een cabaret te kijken en te luisteren. Het enige verschil is, dat hier in Hamburg geen chique lui komen maar de ruwste zeelui. Het begon nu al nacht te worden en ik moest nu snel terug naar mijn schip.

Het was voor mij een moeilijke tocht door de puinhopen heen in het donker de weg te vinden naar een schip, dat uren ver weg lag. De haven lag vol met schepen en je kon aan niemand de weg vragen, want ik wist niet aan welke kade ons schip lag. Onderweg heb ik een paar keer uitgerust. Ik was blij toen ik het schip zag op dagen, want nu wist ik zeker, dat het wel vinden zou. Aan boord gekomen had ik zulke grote gaten in mijn sokken gelopen, dat ik ze meteen kon weggooien.